Hoofdstuk 7

Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden

 

1. Dit hoofdstuk omvat niet de voedergewassen bedoeld bij post 12.14.

 

2. Voor de toepassing van de posten 07.09 tot en met 07.12 worden als 'groenten' mede aangemerkt : eetbare paddestoelen, truffels, olijven, kappers, pompoenen, aubergines, suikermaïs (Zea mays var. saccharata), vruchten van de geslachten 'Capsicum' en 'Pimenta', venkel en moeskruiden zoals peterselie, kervel, dragon, kers en gekweekte marjolein (Majorana hortensis of Origanum majorana).

 

3. Post 07.12 omvat alle bij de posten 07.01 tot en met 07.11 bedoelde groentesoorten, voorzover zij zijn gedroogd, andere dan:

 

a. gedroogde zaden van peulgroenten (post 07.13);

 

b. suikermaïs in de vormen bedoeld bij de posten 11.02 tot en met 11.04;

 

c. meel, gries, poeder, vlokken, korrels en pellets, van aardappelen (post 11.05);

 

d. meel, gries en poeder van de bij post 07.13 bedoelde gedroogde zaden van peulgroenten (post 11.06).

 

4. Gedroogde, fijngemaakte of gemalen vruchten van de geslachten 'Capsicum' en 'Pimenta' worden evenwel niet onder dit hoofdstuk ingedeeld (post 09.04).

5. Post 0711 heeft betrekking op groenten die een behandeling hebben ondergaan, uitsluitend bedoeld om ze voorlopig te verduurzamen ter bewaring onderweg of tijdens de periode van opslag die aan de verwerking voorafgaat (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), op voorwaarde dat zij als zodanig niet geschikt zijn voor dadelijke consumptie.  

 

AANTEKENING

1. Voor de toepassing van deze afdeling worden als 'pellets' aangemerkt, producten die, door druk of door toevoeging van een bindmiddel in een hoeveelheid van niet meer dan 3 gewichtspercenten, in de vorm van cilinders, bolletjes, enz., zijn geagglomereerd.