Het Hof van Justitie heeft op 21 juli 2016 arrest gewezen in zaak C‑4/15 betreffende
een verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der
Nederlanden bij arrest van 19 december 2014, in de procedure Staatssecretaris van
Financiën tegen Argos Supply Trading BV arrest. Het betreft de afwijzing door de
Nederlandse douaneautoriteiten van een door die onderneming ingediend verzoek om een
vergunning voor gebruikmaking van de regeling passieve veredeling. Het hof heeft
daarbij geoordeeld dat artikel 148, onder c) CDW aldus moet worden uitgelegd dat, om
in het kader van een verzoek om een vergunning voor gebruikmaking van de regeling
passieve veredeling te beoordelen of is voldaan aan de economische voorwaarden voor
gebruikmaking van die regeling, niet alleen rekening moet worden gehouden met de
wezenlijke belangen van communautaire producenten van soortgelijke producten als het
eindproduct dat uit de voorgenomen veredelingshandelingen zou ontstaan, maar ook met
die van communautaire producenten van soortgelijke producten als de
niet-communautaire grondstoffen of halffabricaten die bestemd zijn om tijdens deze
handelingen te worden vermengd met tijdelijk uitgevoerde communautaire goederen.