Jurisprudentie

  • Op 1 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland in de zaak HAA 19/1126 geoordeeld dat biodiesel die van oorsprong is uit de Verenigde Staten niet onder overlegging van Indonesische Forms A in het vrije verkeer kan worden gebracht als ware de biodiesel van Indonesische oorsprong. Verweerder heeft echter ten onrechte de verschuldigde douanerechten, antidumpingrechten en compenserende rechten voor Amerikaanse biodiesel nagevorderd van de verkoper van de biodiesel. De gebruikte Forms A zijn niet verstrekt door de verkoper, maar waren al in bezit van de koper van de biodiesel, waardoor de verkoper niet de gegevens heeft verstrekt die bij de aangifte voor het vrije verkeer zijn gebruikt.

  • Op 1 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland in de zaaknrs HAA 19/4471 tot en met HAA 19/4474 HAA 19/1126 geoordeeld dat aan eiseres geen terugbetaling van antidumpingrechten over Indonesische biodiesel toekomt, welke rechten verweerder al had terugbetaald nadat was gebleken dat de biodiesel niet van Indonesische maar van Amerikaanse oorsprong was. Gelet op de uitspraak van de rechtbank van heden in de zaak HAA 19/1003, gaat de rechtbank in de onderhavige zaak uit van de Amerikaanse oorsprong van de biodiesel. De vernietiging door het Hof van Justitie in het arrest C-268/22 (Vitol) van Uitvoeringsverordening (EU) 1194/2013 is daarom niet relevant.

  • In de zaak C-344/23 BIOR zijn door een Letse rechtelijke instantie prejudiciële vragen gesteld met betrekking tot de uitdrukking „wetenschappelijk instrument of apparaat” zoals bedoeld in de verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen. Daarnaast is een vraag gesteld met betrekking tot de indeling van kunststof markers voor vissen in de onderverdelingen van post 39.26.

  • Op 27 juni 2023 heeft de rechtbank Noord-Holland in zaaknummer HAA 20/2158 prejudiciële vragen aan HvJ EU door rechtbank met betrekking tot de indeling van met ethanol veresterde visolie. Het Hof van Justitie heeft de zaak onder C-388/23 Golden Omega in behandeling genomen.

  • Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba stelt voorop dat de LIUD op bepaalde onderdelen, sterk verouderd is en niet meer past in deze tijd. De procedure bij invoer is hierdoor niet altijd transparant hetgeen de rechtszekerheid van betrokkenen, niet ten goede komt. Tegen het niet-tijdig doen van uitspraak op bezwaar inzake de toepassing van de LIUD (bij zending 1 en 2) staat geen beroep open. Ter wille van een behoorlijke rechtsbescherming moet beroep mogelijk zijn tegen het niet-tijdig beslissen op een bezwaarschrift. Het Gerecht oordeelt dat, omdat het om belastingen gaat, hiervoor aansluiting moet worden gezocht bij de bepalingen van de ALB. De douane heeft de douanewaarde (bij zending 3) overeenkomstig 60, lid 2 LIUD (nederlegging) vastgesteld. Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt bij de Inspecteur. Ingevolge artikel 71 LIUD kan tegen de beslissing van de Inspecteur, de beslissing van de commissie van beoordeling worden ingeroepen. Vervolgens staat tegen de beslissing van de commissie, beroep open bij het Gerecht. Partijen hebben op de zitting verklaard dat een commissie van beoordeling niet (meer) bestaat, althans niet meer functioneert. Naar oordeel van het Gerecht kan om deze reden, tegen de uitspraak van de Inspecteur, op basis van artikel 128b lid 3, LIUD (direct) beroep worden ingesteld bij het Gerecht. Nu de Inspecteur nog niet heeft beslist op de bezwaren van belanghebbende heeft belanghebbende prematuur beroep ingesteld en is derhalve niet ontvankelijk. Belanghebbende doet tevergeefs een verzoek aan de belastingrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat voor belastingzaken geen wettelijke grondslag.