Op 22 juni 2023 heeft het Hof van Justitie in de zaak C‑24/22 betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank Noord-Holland, geoordeeld over de geldigheid van de uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1229/2013 en nr. 350/2014 van de Commissie tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen PR Pet BV en de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Eindhoven, over de GN-tariefindeling van uit een constructie bestaande artikelen, bestemd voor katten, ‘kattenkrabpalen’ genaamd. Het Hof heeft daarbij geoordeeld dat een artikel dat bestaat uit een constructie die naargelang het geval bedekt is met verschillende stoffen en bestemd is om aan katten een eigen plaats te geven en om onder meer erop te zitten, te liggen of te spelen en er met hun klauwen aan te krabben, ‘kattenkrabpaal’ genaamd, niet onder post 94.03 van deze nomenclatuur valt. Een dergelijk artikel moet worden ingedeeld onder de post van die nomenclatuur die overeenkomt met het materiaal dat voor het bedekken van de goederen het meest wordt gebruikt, hetgeen de verwijzende rechter dient te bepalen. Indien deze materialen in gelijke verhoudingen aanwezig zijn, moet dit artikel worden ingedeeld onder de post die van de in aanmerking komende posten in volgorde van nummering het laatst is geplaatst. Het Hof volgt dat ‘meubelen’ bedoeld zijn voor mensen en stelt dat producten die onder post 94.03 van de GN vallen, als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat zij bestemd zijn om kantoren, keukens, slaapkamers, zit- en eetkamers of winkels te meubileren. Dergelijke plaatsen hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat zij bestemd zijn om door mensen te worden gebruikt. Over de geldigheid van uitvoeringsverordeningen nr. 1229/2013 en nr. 350/2014 hoeft het Hof geen uitspraak te doen.