Jurisprudentie

  • Er zijn prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie waarbij partijen het oneens zijn over de tariefindeling van elektrische mobiliteitsscooters (zaak C 129/23). Met zijn prejudiciële vragen wenst de verwijzende rechter onder meer te vernemen of een elektrische mobiliteitsscooter met een maximumsnelheid van meer dan 10 km/h en een afzonderlijke, verstelbare stuurkolom in strijd met de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van 6 mei 2011 (2011/C 137/01) en 4 maart 2015 (2015/C 076/01) wel kan worden ingedeeld onder post 87.13 als invalidenwagens, ook indien met motor of ander voortbewegingsmechanisme.

  • De aangever heeft namens de importeur twee motorvoertuigen ten invoer aangegeven en heeft een bedrag van in totaal NAf 16.932.60 aan invoerrechten voldaan. In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur belanghebbendes verzoek tot teruggave van de betaalde invoerrechten terecht heeft afgewezen. Vaststaat dat het verschuldigde bedrag aan invoerrechten van in totaal NAf 16.932,60 niet door belanghebbende maar door de aangever (namens de importeur) is voldaan. Daarmee behoort belanghebbende niet tot de in artikel 148, lid 3 LVTI limitatief opgesomde groep van personen die een aanvraag tot teruggaaf kunnen indienen en aan wie ingevolge artikel 148, lid 6 LVTI de teruggaaf kan worden verleend. Belanghebbende heeft dan ook geen recht op teruggaaf van invoerrechten. In de zaak onder nummer CUR202102834 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 24 januari 2023 geoordeeld dat het beroep van belanghebbende tot teruggave van de betaalde invoerrechten ongegrond is.

  • Partijen houdt in hoger beroep verdeeld of de uitnodigingen tot betaling terecht aan belanghebbende zijn uitgereikt. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de goederen dienen te worden ingedeeld onder post 30.04 (standpunt belanghebbende; tarief 0%) dan wel onder post 38.08 (standpunt inspecteur; tarief 6%) van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). In zaak onder nummers 22/00188 tot en met 22/00190 heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2023 geoordeeld dat de producten beschreven systemische werking hebben en (daarom) enkel onder medisch toezicht van een dierenarts aan honden en katten mag worden toegediend. Daarmee zijn de producten naar ’s Hofs oordeel naar hun aard voor medisch gebruik bestemd. Gelet daarop dienen de producten te worden ingedeeld onder post 30.04. Bij deze stand van het geding is tussen partijen niet in geschil dat de in de aangiften vermelden GN-onderverdeling 3004 9000, met een tarief van 0%, juist is.

  • De Rechtbank Noord-Holland heeft op 9 maart 2023 in zaaknrs. HAA 20/2887 en 20/2888 geoordeeld dat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing is. Een verzoek vergoeding rente(nadeel) moet naar de ontvanger nu de douaneschulden voor 1 mei 2016 zijn ontstaan.

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 24 januari 2023 in zaaknr. 22/00419 geoordeeld ter zake van de invoer zonnepanelen uit China, waarbij in het principaal hoger beroep van de inspecteur in geschil is of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het individuele tarief dat is vastgesteld voor [bedrijf 2] Ltd te China (hierna: [bedrijf 2] ) van 36,2% van toepassing is. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.