Jurisprudentie

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 20 september 2022 in de zaak onder nr. 21/00094 geoordeeld dat - gelet op de opeenvolgende maatregelen ter verzekering van een gunstige tariefbehandeling voor tonijnconserven van preferentiële oorsprong uit Ecuador - de rechtbank met juistheid heeft vastgesteld, dat voor deze goederen onafgebroken een begunstigend tarief - van 0% - heeft gegolden: tot en met 2014 op grond van het SAP, in 2015 en 2016 op grond van de overgangsregeling en vanaf 2017 op grond van voornoemde handelsovereenkomst. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 6 september 2022 in zaak met het kenmerk nr. 21/00501 geoordeeld op het hoger beroep van de inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland over de indeling van banners en daarbij horende bergings- en verpakkingsmiddelen. De inspecteur is er in zijn beschikking op het verzoek om terugbetaling van het nagevorderde belastingbedrag met juistheid vanuit gegaan dat de banners dienen te worden ingedeeld onder post 76.16, zodat voor terugbetaling geen aanleiding bestaat.

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 20 september 2022 in de zaak onder nr. 21/00111 geoordeeld dat verweerder het verzoek om terugbetaling terecht heeft afgewezen. Op het moment van aangifte voor de invoer van tonijnconserven heeft eiseres geen aanspraak gemaakt op een preferentieel tarief. Deze vis zou worden belast tegen een nul-recht indien bij de aangifte ten invoer op voorgeschreven wijze aanspraak zou zijn gemaakt op toepassing van een preferentieel tarief met preferentiële oorsprong Ecuador. Het Hof ziet in deze zaak geen aanleiding af te wijken van zijn oordeel in een eerdere uitspraak uit 2017. Evenmin ziet het Hof aanleiding prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

  • De rechtbank Noord-Holland heeft op 27 september 2022 uitspraak gedaan in zaaknummer HAA 20/1154 ter zake van de indeling van glijmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder voorgestane indeling de juiste is. De in geschil zijnde goederen zijn glijmiddelen voor erotische handelingen. De glijmiddelen worden voornamelijk gebruikt voor het beschermen van de externe en interne geslachtsorganen bij erotische handelingen. Derhalve worden deze glijmiddelen gezien als cosmetische bereiding als bedoeld in Hoofdstuk 33. Het belangrijkste doel van de glijmiddelen is het voorkomen van pijn en irritatie van de interne genitale organen. Op grond daarvan moet GN-code 3307 90 00 (6,5% douanerecht) worden toegepast. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het onder rechtsoverweging 18 aangehaalde Statement van de 62e vergadering Comité douanewetboek, afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 31 maart 2020 in de zaak 19/00614 uitspraak gedaan in een geschil betreffende een ongeldig verbinteniscertificaat. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat er geen aanspraak (meer) kan worden gemaakt. De UTB is terecht opgelegd, de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd. De Hoge Raad heeft op 28 oktober 2022 arrest gewezen in de zaak onder nummer 20/01560 en het beroep in cassatie ongegrond verklaard.