Jurisprudentie

  • In de zaak nr. P10/00483 DK - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – heeft
    de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2011 geoordeeld dat bij het
    ontbreken van een sheetfeeder en de lagere kopieersnelheid, de kopieerfunctie van het
    apparaat ondergeschikt is aan de printfunctie. Derhalve dient het apparaat als
    eenheid van een automatische gegevensverwerkende machine in de zin van aantekening 5B
    op hoofdstuk 84 van de GN te worden aangemerkt. Dergelijke eenheden dienen, indien
    zij afzonderlijk worden aangeboden, op grond van aantekening 5C op hoofdstuk 84 te
    worden ingedeeld onder post 8471, in postonderverdeling 8471 60 40 (afdrukeenheden).

  • De Hoge Raad heeft op 4 maart 2011 in zaaknr. 08/01640bis arrrest gewezen op het
    beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het
    Gerechtshof te Amsterdam van 26 februari 2008, nrs. DK 06/00306, DK 06/00357 en DK
    06/00358, na beantwoording van de door de Hoge Raad bij na te melden arrest aan het
    Hof van Justitie van de Europese Unie gestelde vraag. In het verzoek om een
    prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de relevante postonderverdelingen
    voor de indeling van knoflookbollen in de gecombineerde nomenclatuur (hierna: 'GN'),
    heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat knoflook die een intensief drogingsproces
    heeft ondergaan volgens een speciale behandeling, na afloop waarvan het in het
    product aanwezige vocht (nagenoeg) volledig is onttrokken, dient te worden ingedeeld
    in postonderverdeling 0712 90 90 van de gecombineerde nomenclatuur. Maar gedeeltelijk
    gedroogde knoflook, die de eigenschappen en kenmerken van verse knoflook behoudt,
    dient te worden ingedeeld in postonderverdeling 0703 20 00 van de gecombineerde
    nomenclatuur als verse knoflook. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft geoordeeld dat de
    inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat er grond was om van de aangegeven post
    0712 van de Gecombineerde nomenclatuur (hierna: de GN) af te wijken. 's Hofs
    uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

  • Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het Productschap ten
    onrechte de aanvraag van eiseres voor een invoercertificaat heeft afgewezen. In het
    bijzonder houdt partijen verdeeld het antwoord op de vraag of eiseres producten die
    onder GN-codes 0207 of 0210 vallen heeft verwerkt tot producten die vallen onder
    GN-code 1602. Volgens het Gerechtshof Amsterdam in zaaknr. 09/00797 (datum 3 februari
    2011) ligt het op de weg van belanghebbende, die voor de eerste keer een aanvraag
    voor een invoercertificaat heeft ingediend, op het moment van indiening van haar
    aanvraag te bewijzen dat de door haar in de referentieperioden geproduceerde goederen
    voldoen aan de voorwaarden van de Verordening. Aan de hand van de door belanghebbende
    overgelegde specificaties van de gebruikte grondstoffen kan niet met voldoende
    zekerheid worden vastgesteld dat de goederen waarneembaar met het blote oog of
    duidelijk waarneembaar aan de smaak, inwendig of over de totale oppervlakte zijn
    gekruid. Gelet op het vorenoverwogene is het Hof van oordeel dat belanghebbende noch
    bij de indiening van haar aanvraag, noch op een later moment, heeft bewezen dat zij
    in de referentieperioden ten minste 1.000 ton vlees van pluimvee van de GN-codes 0207
    of 0210 heeft verwerkt tot onder Verordening 2777/75 vallende bereidingen op basis
    van vlees van pluimvee van GN-code 1602. Het Productschap heeft op goede gronden het
    gevraagde invoercertificaat geweigerd.

  • In de zaak 07/13304bis heeft de Hoge Raad op 25 februari 2011 arrest gewezen op het
    beroep in cassatie van Gaston Schul B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de
    uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 oktober 2007, nr. 07/73 DK. In deze
    zaak betrof het uitnodigingen tot betaling van douanerechten, na beantwoording van de
    door de Hoge Raad bij na te melden arrest aan het Hof van Justitie gestelde vraag
    (HvJ EG 15 juli 2010, Gaston Schul BV, C-354/09, www.inenuitvoer.nl: 2010-1136).
    Volgens de Hoge Raad maken nagevorderde douanerechten geen deel uit van de
    douanewaarde indien de verkooptransactie onder de conditie 'delivered duty paid’
    plaatsvond. Daaraan doet niet af dat verkoper en koper bij het vaststelling van de
    koopprijs - ten onrechte - ervan zijn uitgegaan dat geen douanerechten verschuldigd
    zouden worden.

  • In de zaak 10/00389 oordeelt het Gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2011 dat niet
    kan worden gesteld dat de Israëlische autoriteiten zich hebben vergist. De importeurs
    die bewijzen van oorsprong overleggen in het kader van de Associatieovereenkomst
    tussen de EU en Israël, zijn ervan in kennis gesteld dat, wanneer uit die bewijzen
    blijkt dat de goederen van oorsprong zijn uit steden, dorpen of industriezones die
    sinds 1967 onder Israëlisch bestuur zijn geplaatst, een preferentiële behandeling zal
    worden geweigerd. De Commissie heeft ter zake een bericht gepubliceerd. Daardoor kan
    eiseres op het punt van de preferentie niet meer de goede trouw inroepen. Het door
    belanghebbende aangehaalde arrest Hoge Raad 25 september 2009, nr. 07/10290, betreft
    een situatie waarin de belanghebbende jarenlang een repeterende stroom van aangiften
    van soortgelijke goederen heeft gedaan, waarbij de douane gemiddeld twee tot drie
    keer per jaar tot daadwerkelijke opname van de goederen is overgegaan, zonder dat dit
    tot correcties van de gehanteerde tariefindeling heeft geleid. Een vergelijkbare
    situatie doet zich in casu evenwel volgens het Gerechtshof Amsterdam niet voor.