Tussen partijen is niet in geschil dat de tonercartridge een integrerende functie
heeft tijdens de werking van het apparaat waarvoor zij bestemd is en dat de cartridge
noodzakelijk is voor het functioneren van het desbetreffende fotokopieerapparaat. De
cartridge kan op zichzelf, mede gelet op aantekening 2b bij Hoofdstuk 90, dan ook als
'deel of toebehoren' van een fotokopieerapparaat worden gekwalificeerd en daarom
onder postonderverdeling 9009 99 00 worden ingedeeld. De cartridge bevat echter ook
toner, welke valt onder de omschrijving van postonderverdeling 3707 90 30. Deze toner
kan naar haar aard niet als deel of toebehoren van het fotokopieerapparaat worden
aangemerkt, omdat de toner voor de werking van het fotokopieerapparaat als zodanig
geen functie heeft. Evenmin kan de toner met de cartridge vereenzelvigd worden, zoals
belanghebbende heeft bepleit, nu de toner in de cartridge zelfstandige betekenis
heeft. De conclusie uit de overwegingen is dat in casu sprake is van een samengesteld
werk als bedoeld in algemene regel 2b voor de interpretatie van de GN, waarvan de
indeling dient te geschieden aan de hand van regel 3.