Jurisprudentie

  • Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld en draagt daarbij als middel van
    cassatie aan: schending en/of verkeerde toepassing van artikel 220, lid 2, onder b,
    van het CDW, en in het algemeen regels van een goede procesorde. Het Hof heeft
    geoordeeld dat de douane terecht douanerechten heeft nageheven, zonder daarbij het
    gehele complex van feiten die zich in de periode 1993 tot en met 2004 in relatie met
    de tariefindeling van alle typen alarmlampen met bewegingsmelder van de importeur E
    B.V. hebben voorgedaan, in ogenschouw te nemen. In tegenstelling tot de conclusie van
    de Advocaat-Generaal M.E. van Hilten, die op 30 mei 2008 concludeerde tot
    ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (www.inenuitvoer.nl: 2008-0977-JUR),
    meent de Hoge Raad dat de douaneautoriteiten moeten afzien van navordering indien zij
    bij een controle ter plaatse van importen in een eerder tijdvak voor gelijksoortige
    transacties geen bezwaar hebben gemaakt tegen de - achteraf gezien onjuiste -
    vermelding van een tariefpost in de aangifte. Mits niet blijkt dat de ondernemer, die
    voor zijn douaneaangifte aan alle voorschriften van de geldende regelgeving heeft
    voldaan, twijfels kon hebben over de juistheid van de resultaten van de controle.

  • De Rechtbank Haarlem heeft in de zaak 08/2262 op 2 juni 2009 uitspraak gedaan ter
    zake van de indeling van sondevoedingsproducten. Ondanks dat de
    sondevoedingsproducten in het algemeen slechts met toepassing van een sonde worden
    gebruikt en dat deze onder medische begeleiding worden gebruikt, wil dat niet zeggen
    dat de producten tevens een therapeutische of profylactische bestemming hebben. Gelet
    op de bewoording in post 3004: '…therapeutisch of profylactisch gebruik' is het
    noodzakelijk dat tenminste één van de ingrediënten van de producten een
    therapeutische of profylactische werking heeft. De enkele werking die ieder voedsel
    heeft en dat de mens niet zou kunnen leven zonder voedsel is in dit opzicht
    onvoldoende om te spreken van een therapeutische of profylactische gebruik. Nu geen
    van de ingrediënten een therapeutisch of profylactisch werking heeft kan indeling
    onder post 3004 niet plaatsvinden.

  • Belanghebbende probeerde op twee manieren onder het betalen van een douaneschuld uit
    te komen. Allereerst betoogde belanghebbende dat de inspecteur het verkeerde moment
    had gekozen als moment waarop de goederen aan het douanetoezicht zouden zijn
    onttrokken. De Hoge Raad geeft belanghebbende ongelijk, van onttrekking is pas sprake
    als de goederen het terrein van douanetoezicht verlaten, verplaatsen op terrein
    levert geen onttrekking op. Verder betoogde belanghebbende dat hij geen
    douaneschuldenaar kon zijn omdat hij niet wist dat hij goederen aan het
    douanetoezicht onttrok. Niet van belang oordeelt de HR en geeft daarmee het Hof
    Amsterdam (wederom) een tik op de vingers die dit vereiste in haar uitspraak had
    opgenomen.

  • In zaaknr. 07/13304 ter zake van een geschil m.b.t. douanerechten die worden
    nagevorderd voor goederen geleverd onder leveringsconditie 'delivered duty paid'
    heeft de Hoge Raad het Hof van Justitie verzocht uitspraak te doen over de volgende
    vraag: 'Moet ingeval van een boeking achteraf in de zin van artikel 220 van het
    Communautair douanewetboek ervan worden uitgegaan dat aan de in artikel 33, aanhef,
    van het Communautair douanewetboek gestelde voorwaarde waaronder rechten bij invoer
    geen deel uitmaken van de douanewaarde is voldaan, indien de verkoper en koper van de
    betrokken goederen de leveringsvoorwaarde 'delivered duties paid' zijn overeengekomen
    en zulks in de douaneaangifte is vermeld, ook indien zij bij het bepalen van de
    transactieprijs - ten onrechte - ervan zijn uitgegaan dat bij invoer van de goederen
    in de Gemeenschap geen douanerechten verschuldigd zouden zijn en bijgevolg op de
    factuur en in of bij de aangifte geen bedrag aan douanerechten is vermeld?'

  • In een zaak omtrent de douanewaarde argumenteert de Staatssecretaris dat, nu
    belanghebbende niet heeft voldaan aan de eis van het Hof documenten over te leggen,
    de omkering van de bewijslast moet volgen. Helaas, zo constateert de Hoge Raad, heeft
    het Hof vergeten belanghebbende overeenkomstig het bepaalde in de Awb te wijzen op
    het feit dat belanghebbende verplicht is aan het verzoek van het Hof te voldoen,
    waardoor het niet voldoen van belanghebbende aan de eis van het Hof zonder
    processuele gevolgen blijft. En, zo voegen wij er conform de Staatssecretaris aan
    toe, de inspecteur dus in zijn procesvoering is geschaad. Overigens had ook de
    inspecteur ook in de fase vóór de procedure wat steken laten vallen, zodat de
    uitkomst misschien toch wel bevredigend is.