Jurisprudentie

  • Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank Haarlem inzake de intrekking
    van bindende tariefinlichtingen ter zake van de indeling optocouplers van 22 december
    2005 (nr. AWB 05/1482) beroep in cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal De Wit
    heeft in zaak Nr. 43.002 op 10 augustus 2007 geconcludeerd tot het voorleggen van
    prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Deze
    conclusie is door de Hoge Raad overgenomen.

  • Het Hof van Justitie oordeelde in de zaak nr. C-142/06 op 18 juli 2007 dat
    gecombineerde netwerkkaarten, die bedoeld zijn om in draagbare computers te worden
    gestoken, na 1 januari 1996 als gegevensverwerkende machines moeten worden ingedeeld
    onder post 8471 van de gecombineerde nomenclatuur van het gemeenschappelijke
    douanetarief.

  • Tokai Europe GmbH had het Gerecht van eerste aanleg verzocht om nietigverklaring van
    verordening (EG) nr. 384/2004 van de Commissie van 1 maart 2004 tot indeling van
    bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur. Het Gerecht verklaarde het beroep
    niet-ontvankelijk. In het beroep daartegen oordeelde het Hof van Justitie dat de
    beschikking van het Gerecht van eerste aanleg moest worden vernietigd en het beroep
    ontvankelijk moest worden verklaard en verwees de zaak naar het Gerecht van eerste
    aanleg terug voor afdoening van de hoofdzaak.

  • De Rechtbank in Haarlem oordeelde op 5 juli 2007 dat bij beschikking ingetrokken
    BTI’s geen betrekking hadden op goederen waarvoor douaneformaliteiten vervuld werden.
    Het werkelijke geschil tussen partijen zag volgens de voorzieningenrechter op de
    toepassing van het binnenlandse accijnstarief en betrof derhalve een nationale
    aangelegenheid. Het voorgaande betekende voorts dat verzoekster geen beroep kon doen
    op de overgangstermijn van artikel 12, zesde lid, Douanewetboek. Bij een wijziging in
    het beleid, zoals in het onderhavige geval indien met betrekking tot de indeling van
    accijnsgoederen het beleid werd aangepast en het vertrouwen werd opgezegd, diende
    verweerder daarbij rekening te houden met de algemene beginselen van behoorlijk
    bestuur. De voorzieningenrechter van de douanekamer kon zich daarover evenwel niet
    uitspreken.

  • Verordening (EG) nr. 1223/2002 van 8 juli 2002 tot indeling van bepaalde goederen in
    de gecombineerde nomenclatuur (PbEG L 179 van 9 juli 2002) betrof de
    tariefindeling van bevroren en gezouten delen van kippen, zonder been. Het Hof van
    Justitie EG oordeelde in de zaak nr. C-310/06 op 18 juli 2007 dat deze verordening
    ongeldig was. Volgens het Hof was nergens uitdrukkelijk bepaald dat de indeling van
    dergelijke producten onder post 0210 afhing van de vraag of het zouten bedoeld was om
    de langdurige houdbaarheid van het betrokken vlees te waarborgen. Door aldus
    kippenvlees waarvan het zoutgehalte tussen 1,2 en 1,9 gewichtspercenten lag, in te
    delen onder onderverdeling 0207 14 10, heeft de Commissie de draagwijdte van post
    0210 beperkt, zodat zij de grenzen van de haar krachtens artikel 9 van Verordening
    (EG) nr. 2658/87 verleende bevoegdheden volgens het Hof had overschreden. Bijgevolg
    moest Verordening (EG) nr. 1223/2002 ongeldig worden verklaard.