In de zaak 04/3848 DK moest de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam zich primair
buigen over de vraag of de uitspraak op een ingediend bezwaar moest worden vernietigd
wegens schending van het hoorrecht als bedoeld in artikel 7:2 van de Algemene wet
bestuursrecht (hierna: AWB). Subsidiair was in geding het antwoord op de vraag of
artikel 7:11 van de AWB aan navordering in de weg stond. Meer subsidiair was in
geding of het verzoek om teruggaaf terecht was afgewezen op de grond dat de goederen
onder post 9403 80 00 van het GDT moesten worden ingedeeld, welke post de inspecteur
voorstond. Belanghebbende verdedigde post 9403 20 99. Naar het oordeel van de
Douanekamer kon van een dergelijk samenstel niet gezegd worden welke van beide
materialen het wezenlijk karakter van het product bepaalde, omdat noch de voor de
samenstelling gebezigde stoffen noch de bestemming daarvoor een indicatie opleveren:
het onderstel en het blad vulden elkaar aan en zijn voor het goed functioneren van de
tafel gelijkwaardige componenten. Derhalve diende de indeling van de onderhavige
tafels te geschieden met toepassing van indelingsregel 3c, te weten naar de post die
in volgorde van nummering het laatst in het tarief is geplaatst. Als gevolg hiervan
diende het goed, gelet op de in aanmerking komende posten, onder post 9504 80 00 van
het GDT te worden gerangschikt.