Jurisprudentie

  • De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen gesteld aan Hof van Justitie ter zake van de
    tariefindeling van bepaalde LCD-schermen (tariefposten 8471 en 8528 van de
    gecombineerde nomenclatuur).

  • In een tweetal uitspraken heeft de Douanekamer van het Hof Amsterdam nogmaals
    bevestigd dat bij invordering de inspecteur alle door de Uitvoeringsverordening van
    het Communautair douanewetboek voorgeschreven stappen en formaliteiten in acht moet
    nemen. Zo niet, dan wordt de Uitnodiging tot Betaling vernietigd. De belastingdienst
    douane blijkt hardleers (en kennelijk ook de Staatsecretaris die in cassatie gaat).

  • De Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, oordeelde in de zaak nrs. 04/3973,
    05/446 DK en 05/447 DK 5 juni 2007 dat de litigieuze goederen dienden om een object
    te verlichten, en werden door de Douanekamer niet aangemerkt als een alarmlamp.

  • In de zaak 04/3848 DK moest de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam zich primair
    buigen over de vraag of de uitspraak op een ingediend bezwaar moest worden vernietigd
    wegens schending van het hoorrecht als bedoeld in artikel 7:2 van de Algemene wet
    bestuursrecht (hierna: AWB). Subsidiair was in geding het antwoord op de vraag of
    artikel 7:11 van de AWB aan navordering in de weg stond. Meer subsidiair was in
    geding of het verzoek om teruggaaf terecht was afgewezen op de grond dat de goederen
    onder post 9403 80 00 van het GDT moesten worden ingedeeld, welke post de inspecteur
    voorstond. Belanghebbende verdedigde post 9403 20 99. Naar het oordeel van de
    Douanekamer kon van een dergelijk samenstel niet gezegd worden welke van beide
    materialen het wezenlijk karakter van het product bepaalde, omdat noch de voor de
    samenstelling gebezigde stoffen noch de bestemming daarvoor een indicatie opleveren:
    het onderstel en het blad vulden elkaar aan en zijn voor het goed functioneren van de
    tafel gelijkwaardige componenten. Derhalve diende de indeling van de onderhavige
    tafels te geschieden met toepassing van indelingsregel 3c, te weten naar de post die
    in volgorde van nummering het laatst in het tarief is geplaatst. Als gevolg hiervan
    diende het goed, gelet op de in aanmerking komende posten, onder post 9504 80 00 van
    het GDT te worden gerangschikt.

  • In de zaak nr. 04/885 DK van 19 juni 2007 heeft de Douanekamer geoordeeld dat bij de
    invoer van boter uit Estland vast was komen te staan dat de overgelegde
    oorsprongscertificaten onjuist waren en dat de exporteur nalatig was geweest.
    Daardoor konden de Estse douaneautoriteiten de juistheid van de feiten niet
    verifiëren. Belanghebbende had getracht de oorsprong aan te tonen aan de hand van een
    reeks documenten, die niet de oorsprong betroffen en waarop bovendien belangrijke
    gegevens ontbraken. Uit dit alles volgde dat belanghebbende niet had bewezen dat de
    boter geheel en al was verkregen in Estland, en dus ook niet had bewezen dat de door
    de Estse autoriteiten afgegeven onjuiste certificaten niettemin op een juiste
    weergave van de feiten berustten. Het beroep werd ongegrond verklaard.