Jurisprudentie

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 26 september 2023 uitspraak gedaan in de zaak onder nummer 23/00099 ter zake van de indeling van een afdekdoek in de GN. Het Hof komt met behulp van indelingsregel 3 (b) tot indeling donder post 39.26 en verklaart daarmee het hoger beroep ongegrond. Het standpunt van de inspecteur dat sprake is van ‘hygiënische en toiletartikelen’ volgt het Hof echter ook niet, omdat uit de in de GS-toelichting gegeven voorbeelden blijkt dat de wetgever met de woorden ‘hygiënische en toiletartikelen’ in post 39.24 geheel andere producten op het oog heeft gehad, zoals onder meer waskommen, douchekuipen, toiletemmers, spenen voor zuigflessen, vingerlingen, zeepbakjes, sponzenbakjes, tandenborstelhouders, toiletpapierhouders, handdoekrekken en dergelijke artikelen voor badkamers, toiletten of keukens etc.

  • In de zaak C-631/23 is het Hof van Justitie verzocht om een prejudiciële beslissing over de indeling van zogenoemde stuwbanden, die zijn bestemd om rond de arm van een patiënt te worden aangebracht. Zij dienen ertoe het bloed in een ader op te stuwen. Verzoekster verzocht om terugbetaling hiervan en voerde aan dat de stuwbanden moesten worden ingedeeld onder GN-code 9018 90 84. Verweerder brengt hiertegen in dat de stuwbanden op grond van de aan verzoekster afgegeven bindende tariefinlichting moeten worden ingedeeld onder GN-code 63079098">6307 90 98. Dit is reeds door de toelichtingen van de Commissie op de GN van 31 oktober 2017 bevestigd.

  • De rechtbank Noord-Holland heeft op 2 november 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde zaaknummers HAA 21/6665 en HAA 21/6666. Dit beroep gaat over de indeling van profielen van een stemhokje en profielen van een scheidingswand in de Gecombineerde Nomenclatuur. De rechtbank is van oordeel dat de producten niet kunnen worden ingedeeld onder GN-post 76.10. De producten kunnen niet worden aangemerkt als constructiewerk. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de producten terecht in de BTI’s heeft ingedeeld in TARIC-onderverdeling 7604210090">7604 2100 90. Uit de bewoordingen van GN-post 76.04 volgt dat deze post profielen van aluminium omvat. Uit de objectieve eigenschappen en kenmerken volgt dat de producten onder meer bestaan uit holle profielen die zijn vervaardigd een aluminiumlegering. Met toepassing van indelingsregel 3b moeten de profielen van aluminium met (voor wat betreft het stemhokje) de kunststof dopjes, buisjes en het haakje en (voor wat betreft de scheidingswand) met twee kunststof dopjes, worden ingedeeld naar de stof waaraan het assortiment zijn wezenlijke karakter ontleent. Aangezien de profielen het dragende raamwerk vormen voor het uiteindelijk te monteren stemhokje dan wel de uiteindelijk te monteren scheidingswand, ontleent het assortiment zijn wezenlijke karakter aan de stof aluminium.

  • De Hoge Raad heeft op 24 november 2023 in zaaknummer 21/03894 arrest gewezen ter zake van antidumpingrechten en compenserende rechten. Het Hof had eerder geoordeeld dat de Inspecteur terecht de door belanghebbende gemaakte bezwaren tegen zowel de mededelingen als de uitnodigingen tot betaling niet-ontvankelijk had verklaard. De stelling van het middel, dat de aan de Duitse vennootschap uitgereikte uitnodigingen tot betaling als rechtstreeks rechtsgevolg meebrengen dat belanghebbende is gehouden tot het betalen van de daarin meegedeelde douaneschulden, faalt. Het oordeel van het Hof dat de op naam van de Duitse vennootschap gestelde uitnodigingen tot betaling belanghebbende niet in de zin van artikel 243 van het CDW rechtstreeks raken, is dus juist. Het middel faalt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

  • Op 23 november 2023 heeft het Hof van Justitie arrest gewezen in de zaak C‑653/22 betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing ter zake van de uitlegging van artikel 42, lid 1, van verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie. Daarin is bepaald dat iedere lidstaat sancties vaststelt voor het niet naleven van de douanewetgeving. Dergelijke sancties moeten effectief, proportioneel en afschrikkend zijn. Volgens het Hof verzet dit artikel zich niet tegen een nationale regeling die, in geval van een derving van douanerechten ten gevolge van het verstrekken van onjuiste inlichtingen in een douaneaangifte betreffende in de Europese Unie ingevoerde goederen, voorziet in een bestuurlijke geldboete die gelijk is aan 50 % van de gederfde douanerechten en die wordt opgelegd ondanks de goede trouw van de betrokken marktdeelnemer en de door hem genomen voorzorgsmaatregelen. Het Hof meent dat dit percentage van 50 % duidelijk lager is dan het percentage dat geldt in geval van kwade trouw van deze marktdeelnemer, en het bovendien aanzienlijk is verlaagd voor bepaalde in die regeling genoemde situaties, waaronder die waarin de marktdeelnemer te goeder trouw zijn douaneaangifte vóór het einde van de controle achteraf corrigeert.