Jurisprudentie

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 20 september 2022 in de zaak onder nr. 21/00111 geoordeeld dat verweerder het verzoek om terugbetaling terecht heeft afgewezen. Op het moment van aangifte voor de invoer van tonijnconserven heeft eiseres geen aanspraak gemaakt op een preferentieel tarief. Deze vis zou worden belast tegen een nul-recht indien bij de aangifte ten invoer op voorgeschreven wijze aanspraak zou zijn gemaakt op toepassing van een preferentieel tarief met preferentiële oorsprong Ecuador. Het Hof ziet in deze zaak geen aanleiding af te wijken van zijn oordeel in een eerdere uitspraak uit 2017. Evenmin ziet het Hof aanleiding prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 6 september 2022 in zaak met het kenmerk nr. 21/00501 geoordeeld op het hoger beroep van de inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland over de indeling van banners en daarbij horende bergings- en verpakkingsmiddelen. De inspecteur is er in zijn beschikking op het verzoek om terugbetaling van het nagevorderde belastingbedrag met juistheid vanuit gegaan dat de banners dienen te worden ingedeeld onder post 76.16, zodat voor terugbetaling geen aanleiding bestaat.

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 31 maart 2020 in de zaak 19/00614 uitspraak gedaan in een geschil betreffende een ongeldig verbinteniscertificaat. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat er geen aanspraak (meer) kan worden gemaakt. De UTB is terecht opgelegd, de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd. De Hoge Raad heeft op 28 oktober 2022 arrest gewezen in de zaak onder nummer 20/01560 en het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

  • De rechtbank Noord-Holland heeft op 27 september 2022 uitspraak gedaan in zaaknummer HAA 20/1154 ter zake van de indeling van glijmiddelen. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder voorgestane indeling de juiste is. De in geschil zijnde goederen zijn glijmiddelen voor erotische handelingen. De glijmiddelen worden voornamelijk gebruikt voor het beschermen van de externe en interne geslachtsorganen bij erotische handelingen. Derhalve worden deze glijmiddelen gezien als cosmetische bereiding als bedoeld in Hoofdstuk 33. Het belangrijkste doel van de glijmiddelen is het voorkomen van pijn en irritatie van de interne genitale organen. Op grond daarvan moet GN-code 3307 90 00 (6,5% douanerecht) worden toegepast. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het onder rechtsoverweging 18 aangehaalde Statement van de 62e vergadering Comité douanewetboek, afdeling Tarief- en statistieknomenclatuur

  • De rechtbank Noord-Holland heeft op 2 september 2022 in zaaknummer 21/4933 geoordeeld dat zogenoemde 'waxchips' onder de GN onderverdeling 3307 49 00 vallen als andere preparaten voor het parfumeren van vertrekken dan preparaten die bij verbranding een welriekende geur verspreiden. Dit is dezelfde post als waaronder eiseres de goederen bij haar aangiften heeft aangegeven. De rechtbank overweegt dat de waxchips bij de verspreiding van hun geur niet zelf branden, maar dat de geurverspreiding het gevolg is van verhitting in een houdertje, boven een brander. De rechtbank acht het daarom niet passend om de waxchips onder post 3307 4100 00 in te delen, omdat in die post “verbranding” met zo veel woorden in de beschrijving van het goed is genoemd. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de waxchips moeten worden ingedeeld onder code 3307 4900 00 van de GN.

    De omstandigheid dat de rechtbank tot een andere indeling komt dan verweerder in de uitspraken op bezwaar leidt niet tot gegrondverklaring van het beroep, omdat voor de posten 3307 4100 00 en 3307 4900 00 hetzelfde tarief (6,5 %) van toepassing is.