Het gerechtshof Amsterdam heeft op 2 november 2011 in haar uitspraak in de zaak onder nummer 20/00242 (inenuitvoer.nl 2022-9101) geoordeeld dat een verzoek om herziening van de aangiften terecht is geweigerd. Communautaire goederen die, na uit het douanegebied van de Gemeenschap te zijn uitgevoerd, opnieuw in dit douanegebied worden binnengebracht en binnen een termijn van drie jaar in het vrije verkeer worden gebracht, kunnen op verzoek van de belanghebbende van rechten bij invoer vrijgesteld. In het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 2015 is geoordeeld dat de onderhavige vrachtwagens gebruikte goederen waren die meer dan drie jaar daarvoor vanuit de Europese Unie naar Israël waren vervoerd. Nu gelet op voornoemd arrest in rechte vaststaat dat de vrachtwagens niet binnen een termijn van drie jaar in het vrije verkeer zijn gebracht, faalt de stelling van eiseres. In cassatie geeft A-G Ettema de Hoge Raad in overweging het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond te verklaren.