In de zaak C-107/22 betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het gerechtshof Amsterdam, ter zake van de uitlegging van algemene regel 2, onder a), voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, heeft het Hof van Justitie op 27 april 2023 uitspraak gedaan. Dit verzoek was ingediend in het kader van een geding tussen X BV en de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane Rotterdam over de tariefindeling van onderdelen van satellietontvangtoestellen. Volgens het Hof moet deze indelingsregel 2, onder a), worden uitgelegd dat onderdelen van een satellietontvangtoestel die bestemd zijn om, na in het vrije verkeer te zijn gebracht, tot een compleet toestel te worden geassembleerd, die in één container worden vervoerd en door dezelfde aangever, op eigen naam en voor eigen rekening, op dezelfde dag bij hetzelfde douanekantoor voor het vrije verkeer worden aangegeven door middel van twee afzonderlijke aangiften voor het vrije verkeer, en die bij het in het vrije verkeer brengen eigendom zijn van twee verbonden ondernemingen, moeten worden aangemerkt als een satellietontvangtoestel dat wordt aangeboden in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat in de zin van voornoemde regel, en dus vallen onder een en dezelfde tariefpost, voor zover uit objectieve factoren blijkt dat deze onderdelen een geheel vormen en alle bestanddelen van dat toestel omvatten. Deze regel is tevens toepassing wanneer sommige van de betrokken goederen worden aangegeven voor het vrije verkeer, terwijl de overige onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer worden geplaatst.