Preferentiële regelingen

  • In de associatieovereenkomst (Europees-mediterrane Overeenkomst) waarbij een
    associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en de Arabische
    Republiek Egypte is bepaald dat de Gemeenschap en Egypte hun handel in
    landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten geleidelijk
    verder liberaliseren. Bij Besluit (2010/240/EG) van de Raad van 9 oktober 2009 wordt
    de overeenkomst tot wijziging van de associatieovereenkomst en met name tot
    vervanging van de Protocollen nrs. 1 en 2 van die overeenkomst en de bijlagen
    daarbij, namens de Gemeenschap goedgekeurd.

  • Met ingang van 15 augustus 2010 wordt Sri Lanka tijdelijk geschrapt uit de lijst van
    ontwikkelingslanden die in aanmerking komen voor de bijzondere stimuleringsregeling
    voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur.

  • In een bekendmaking in PbEU C 59 heeft de Europese Commissie een niet
    juridisch bindende mededeling gedaan ter zake van het aanbod van toegang tot de markt
    van de Europese Unie voor de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille
    Oceaan (ACS-staten) in het kader van de economische partnerschapsovereenkomsten
    (EPO's). Deze informatie is gepubliceerd onder nr. 2010/C 59/01. Slechts de tekst en
    de bepalingen van de door beide partijen ondertekende EPO's zijn juridisch bindend.

  • In de zaak C‑386/08 heeft het Hof van Justitie op 25 februari 2010 arrest gewezen
    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de
    Euro-mediterrane Overeenkomst ( associatie tussen de Europese Gemeenschappen en de
    Staat Israël), gelet op de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst voor
    handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse
    Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de
    Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds. Dit verzoek is ingediend in het
    kader van een douanegeschil betreffende de weigering van de Duitse douane om
    verzoekster in het hoofdgeding toe te staan goederen die zijn vervaardigd in de
    Westelijke Jordaanoever in te voeren met gebruikmaking van de preferentiële
    behandeling.

    Het Hof oordeelt dat de douaneautoriteiten van de lidstaat van invoer de
    preferentiële behandeling van de Euro-mediterrane Overeenkomst kunnen weigeren
    wanneer de betrokken goederen afkomstig zijn van de Westelijke Jordaanoever. Voorts
    zijn de douaneautoriteiten van de staat van invoer niet gebonden door het overgelegde
    bewijs van oorsprong en door het antwoord van de douaneautoriteiten van de staat van
    uitvoer, wanneer dat antwoord niet voldoende gegevens bevat om de werkelijke
    oorsprong van de producten vast te stellen. Bovendien zijn de douaneautoriteiten van
    de staat van invoer niet verplicht om een geschil over de uitlegging van het
    territoriale toepassingsgebied van die overeenkomst voor te leggen aan het bij
    artikel 39 van voornoemd protocol ingestelde Comité douanesamenwerking.

  • In PbEU C 44 van 20 februari 2010 heeft de Commissie een bericht gepubliceerd over de
    datum van inwerkingtreding van de oorsprongsregels die in een diagonale cumulatie
    voorzien tussen de Europese Unie, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de
    voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Turkije.