Jurisprudentie

  • De rechtbank Noord-Holland heeft op 27 maart 2024 in zaaknr. HAA 23/3913 een verzoek om herziening door middel van aanpassing van de persoon van de aangever afgewezen. De rechtbank concludeert dat eiseres ten tijde van het doen van de aangiften niet over de vereiste schriftelijke machtiging beschikte, zodat niet is voldaan aan een voorwaarde voor wijziging van de gegevens van de persoon in wiens naam en/of voor wiens rekening de aangifte is gedaan. Verweerder mocht het verzoek tot herziening van de aangiften dus niet honoreren en heeft het verzoek tot herziening van de aangiften terecht afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

  • De rechtbank Noord-Holland heeft op 26 oktober 2023 in zaaknummer HAA 22/1274 geoordeeld over de indeling van tijgerbalsem en kwan loong oil. Voor indeling in de door eiseres voorgestane indeling in GS-post 3004 moeten deze producten in ieder geval bestemd zijn voor therapeutisch of profylactisch gebruik. Eiseres heeft een dergelijk gebruik gesteld, maar die stelling is door verweerder gemotiveerd betwist. Eiseres heeft het gestelde therapeutische of profylactische gebruik naar het oordeel van de rechtbank niet, althans onvoldoende onderbouwd. Voor geen van beide producten heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij dienen ter voorkoming van of ter behandeling van ziekten of aandoeningen of hun symptomen. De rechtbank deelt de tijgerbalsem en kwan loong oil in onder post 38.24.

  • De rechtbank Noord-Holland heeft op 28 maart 2024 in zaaknr. HAA 21/3940 uitspraak gedaan met betrekking tot een vergunning voor de douaneregeling actieve veredeling, waarbij de hoeveelheid van de onder de douaneregeling te plaatsen goederen is aan maximum gebonden. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor de hoeveelheid die boven de vergunde 30.000 MT onder de vergunning is aangegeven douaneschulden zijn ontstaan.

  • De rechtbank Noord-Holland heeft op 27 maart 2024 in zaaknrs. HAA 18/4389, HAA 18/4390 en HAA 18/4391 uitspraak gedaan te zake van verzoeken om terugbetaling van het definitief antidumpingrecht. Volgens de rechtbank zijn er geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 239 CDW en verklaart de beroepen ongegrond.

  • In haar arrest van 21 februari 2024 heeft het Gerecht van de Europese Unie het beroep om nietig verklaring van de Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1336 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde soorten polyvinylalcohol van oorsprong uit de Volksrepubliek China, voor zover het exporteurs Anhui Wanwei Updated High-Tech Material Industry en Inner Mongolia Mengwei Technology/Commissie Inner Mongolia Shuangxin Environment-Friendly Material betreft, verworpen.