Beschouwingen

  • Wellicht heeft u er wel eens mee te maken gehad. De Douane treft goederen aan waarvan
    zij vermoedt dat ze inbreuk maken op merken, octrooien, modellen of andere
    intellectuele eigendomsrechten. De goederen worden vervolgens door de Douane
    opgehouden en een onderzoek volgt. In het meest gunstige geval worden de goederen na
    het onderzoek weer vrijgegeven, maar het gebeurt ook vaak dat de goederen als schroot
    in de vernietiger eindigen. In het laatste geval volgt veelal een langdurig proces
    met kosten voor alle betrokken partijen in de logistieke keten. De basis voor het
    handelen van de Douane en de merkhouder is de zogenaamde Anti-Piraterijverordening.
    Eerder was dit Verordening (EG) nr. 1383/2003, maar vanaf 2014 is deze verordening
    vervangen door Verordening (EG) nr. 608/2013. In dit artikel gaan wij nader in op de
    uitgangspunten van deze verordening en de kansen en bedreigingen voor zowel de
    merkhouder als de vermeende inbreukmaker.

  • Wanneer een onderneming goederen importeert of exporteert heeft hij de keuze om de
    aangifte zelf te doen of de aangifte te laten doen. Deze keuze hangt van
    verschillende factoren af. Wanneer de onderneming de keuze maakt om de aangifte te
    laten doen, wordt meestal een douane-expediteur ingeschakeld. Hoewel de
    douane-expediteur uiteraard een juiste aangifte probeert te doen, is niet uitgesloten
    dat toch een fout wordt gemaakt, of de Douane een ander standpunt inneemt, dan de
    douane-expediteur. In specifieke gevallen kan een beroep op het vertrouwensbeginsel
    dan helpen. Voor een terecht beroep op dit beginsel moet wel aan een aantal criteria
    worden voldaan. Uit recente jurisprudentie blijkt dat steeds hogere eisen worden
    gesteld aan de douane-expediteur, wil hij succesvol een beroep doen op het
    vertrouwensbeginsel.

  • Eerder is al aandacht besteed aan de risico´s bij het gebruik van preferentiële
    oorsprongscertificaten bij invoer en afgifte van oorsprongscertificaten bij uitvoer.
    Nu wordt de aandacht gevestigd op belangrijke wijzigingen in het Algemeen
    Preferentieel Systeem (APS). Daarnaast staan we kort stil bij de laatste
    ontwikkelingen op het gebied van bilaterale en multilaterale overeenkomsten waarbij
    de Europese Unie is betrokken.

  • Hoewel alle AEO’ers inmiddels het belang van AEO-monitoring begrijpen, maakt dit nog
    niet dat elk bedrijf ook voldoende maatregelen neemt. Vooral het uitvoeren van
    interne controles en interne audits wil nog weleens achterwege blijven. Hierdoor
    wordt onvoldoende ge(waar)borgd dat procedures daadwerkelijk worden gevolgd en zo
    nodig correctieve of preventieve maatregelen worden genomen. Maar wil je zo’n interne
    controle of interne audit uitvoeren, dan moet je daarvoor ook medewerkers hebben die
    daartoe in staat zijn.

  • Een ieder heeft de mogelijkheid om inlichtingen betreffende de toepassing van de
    douanewetgeving te verzoeken, zo blijkt uit artikel 11 CDW. In artikel 12 CDW wordt
    dieper ingegaan op de afgifte van onder andere bindende tariefinlichtingen (BTI’s).
    Zoals uit dit laatste artikel blijkt, binden deze tariefinlichtingen de
    douaneautoriteiten tegenover de verkrijger van die inlichting. Dit betekent zoveel
    dat de rechthebbende aanspraak kan maken op de BTI en de Douane vervolgens verplicht
    is deze BTI te volgen. Maar hoe zit het nu met tegenstrijdige BTI’s?