In het kader van het wetsvoorstel implementatie richtlijnen btw-pakket (31907) heeft
de staatssecretaris van Financiën de onlangs vastgestelde Btw-richtsnoeren van het
Btw-comité naar de Eerste en Tweede Kamer gezonden. De richtsnoeren hebben betrekking
op de uitvoering van de nieuwe regeling voor de plaats van dienst en de nieuwe
regeling voor de teruggaaf van buitenlandse omzetbelasting. De brief aan de
voorzitters van beide Kamers, alsmede de twee Engelstalige documenten van het
Btw-comité treft u hieronder aan.

De Staatssecretaris van Financiën heeft de memorie van antwoord inzake het
wetsvoorstel implementatie richtlijnen btw-pakket (31907) naar de Eerste Kamer
gestuurd. In de beantwoording van de vragen wordt onder meer ingegaan op het moment
van verschuldigdheid van de btw, op het terugvragen van buitenlandse btw en op de
opgaaf intracommunautaire prestaties (ICP). Met betrekking tot het te laat opvragen
van buitenlandse btw wordt opgemerkt dat alle lidstaten ingevolgde deze Btw-richtlijn
de opdracht hebben ook de le laat ingediende verzoeken door te zenden. Een te laat
ingediend verzoek is geen grond om doorzending te weigeren. Met betrekking tot de
opgaaf ICP is er voor gekozen om ondernemers de maximale vrijheid te geven die de
Europese regelgeving biedt. De richtlijn stelt alleen opgaaf per maand voor
leveringen boven een bepaalde grens verplicht en niet voor diensten. Hierdoor kan het
voorkomen dat ondernemers ervoor kiezen om voor diensten per kwartaal opgaaf te doen,
hoewel ze verplicht zijn om voor leveringen per maand opgaaf te doen. De volledige
tekst van de memorie van antwoord treft u hieronder aan.