De Hoge Raad heeft op 24 juni 2022 arrest gewezen in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 mei 2020, nr. 19/00809, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 17/2376) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van definitieve antidumpingrechten en definitieve compenserende rechten. Omdat de Inspecteur het bezwaar ten onrechte met een beroep op artikel 6:5, lid 3, Awb niet-ontvankelijk heeft verklaard, wordt de uitspraak van de Rechtbank bevestigd, behalve voor zover het haar beslissing omtrent de uitnodigingen tot betaling betreft. Het tegen die uitnodigingen tot betaling gemaakte bezwaar moet ongegrond worden verklaard.