Jurisprudentie

  • Verzoekende partij Verenigde Douaneagenten BV (Rotterdam, Nederland) heeft op 24
    januari 2011 in de zaak T-32/11 beroep ingesteld tegen het Besluit van de Commissie
    dat er geen sprake is van een vergissing van de bevoegde autoriteiten en aldus
    navordering niet achterwege kan blijven. Verzoekende partij heeft het Gerecht
    verzocht op grond van onderstaande gronden het Besluit nietig te verklaren. Het
    Gerecht (Zevende kamer) heeft op 10 februari 2012 het Besluit van de Commissie
    bevestigd. Verzoekende partij heeft vervolgens Hogere voorziening ingesteld op 11
    april 2012 tegen het arrest van het Gerecht in zaak T-32/11.

  • In de zaak zaaknr. CPG 11/02807 heeft de A-G Van Hilten, Advocaat-Generaal op 29 mei
    2012 in haar conclusie vastgesteld dat de rechtsvoorganger van belanghebbende in 2006
    aangifte heeft gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van goederen met als
    goederenomschrijving 'resten en afvallen van molybdeen'. Gezien de twijfel over de
    uitlegging van in geschil zijnde tariefonderverdelingen acht A-G Van Hilten het
    voorleggen van een prejudiciële vraag aan het HvJ opportuun.

  • In haar arrest van 14 juni 2012 in zaak C‑533/10 betreffende een verzoek om een
    prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal d’instance de Roubaix (Frankrijk)
    in de procedure Compagnie internationale pour la vente à distance (CIVAD) SA tegen
    Receveur des douanes de Roubaix, heeft het Hof voor recht verklaard dat artikel 236,
    lid 2, communautair douanewetboek, aldus moet worden uitgelegd dat de onwettigheid
    van een verordening geen geval van overmacht in de zin van deze bepaling is. Daardoor
    kan de termijn van drie jaar waarbinnen een importeur om terugbetaling van de
    krachtens deze verordening betaalde invoerrechten kan verzoeken, worden verlengd.
    Artikel 236, lid 2, derde alinea, van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij
    verordening nr. 2700/2000, moet aldus worden uitgelegd dat de nationale
    douaneautoriteiten krachtens een verordening van de Unie geïnde antidumpingrechten
    niet ambtshalve kunnen terugbetalen op basis van de onverenigbaarverklaring door het
    Orgaan voor geschillenbeslechting van deze verordening met de overeenkomst inzake de
    toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel
    1994, opgenomen in bijlage 1 A bij de Overeenkomst tot oprichting van de
    Wereldhandelsorganisatie (WTO), die op 15 april 1994 te Marrakech is ondertekend en
    is goedgekeurd bij besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de
    sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid
    vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het
    kader van de Uruguay-Ronde (1986–1994) voortvloeiende overeenkomsten.

  • De Rechtbank Haarlem oordeelde in 2009 (AWB 08/7393) - met verwijzing naar het arrest
    van het Hof van Justitie van 27 juni 1991, C-348/89, inzake Mecanarte - dat geen
    sprake was van opgewekt vertrouwen bij de importeur. Het ten onrechte toepassen van
    het invoercertificaat was niet te wijten aan een vergissing van de douaneautoriteiten
    zelf, omdat de actieve gedragingen alle hebben plaatsgehad na de primaire boeking van
    de douaneschuld. Op 08 juni 2012 heeft de Hoge Raad in de zaak 11/00573 arrest
    gewezen op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam
    van 13 januari 2011, nr. P09/00752, betreffende uitnodigingen tot betaling van
    douanerechten, waarbij het de uitspraak van het Gerechtshof heeft bevestigd.

  • Rechtbank Haarlem heeft in zaaknr. 11/2846 op 8 mei 2012 geoordeeld dat in onderdeel
    D van de toelichting IDR op post 8528 met betrekking tot ontvangtoestellen voor
    televisie enkel staat vermeld dat deze apparaten signalen ontvangen en deze omzetten
    in een voor het desbetreffende beeldscherm geschikt signaal. Dat het moet gaan om
    apparaten die analoge signalen omzetten in digitale signalen is niet vereist. Nu het
    product, naar eiseres ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, de ontvangen streams
    omzet in televisie- en audiosignalen is sprake van een apparaat dat ontvangen
    signalen omzet in voor het desbetreffende beeldscherm geschikte signalen en dus van
    een ontvangtoestel voor televisie. Nu het product onder post 8528 valt, komt het niet
    voor indeling in post 8517 in aanmerking.