Op 13 juli 2006 heeft het Hof van Justitie van de EG uitspraak gedaan in de zaak
C-514/04 (Uroplasty BV tegen Inspecteur van de Belastingdienst/Douane
district Rotterdam ). Deze zaak betreft de tariefindeling van een silicone
in de vorm van een elastomeer bestaande uit vlokjes, die is ontwikkeld en bestemd om
in het menselijk lichaam te worden ingebracht teneinde incontinentieproblemen te
behandelen. Het Hof concludeert dat post 90.21 ruim moet worden uitgelegd en alle
medische voorwerpen omvat die voor de in deze post genoemde medische doeleinden
kunnen worden gebruikt. Het begrip 'toestel' mag dus niet als beperking van de
technische verschijningsvorm van het product worden opgevat, maar dient eveneens
'hulpmiddelen', 'middelen', 'producten' of 'voorwerpen' te omvatten, die bestemd zijn
om door inplanting in het lichaam gebreken te verhelpen. Aangezien het product met
geen van de andere onderverdelingen van post 90.21 van de GN overeenstemt, moet het
als 'andere […] apparatuur' onder onderverdeling 9021 9090 van de GN moet worden
ingedeeld.