Jurisprudentie

  • De rechtbank heeft voertuigen met drie of vier wielen die door een op batterijen
    werkende magneet-motor worden aangedreven ingedeeld onder post 8703 10 18 van de
    gecombineerde nomenclatuur omdat de voertuigen hoofdzakelijk waren ontworpen voor het
    vervoer van personen. De door belanghebbende voorgestane indeling in post 8713 90 00
    (invalidenwagens) werd afgewezen; omdat er geen sprake was van een rolstoel of daarop
    gelijkend voertuig.

  • Het Hof van Justitie van de EG oordeelde in de zaak nr. C-400/05 op 11 januari 2007
    dat GN-postonderverdeling 8704 10 aldus moet worden uitgelegd dat die
    postonderverdeling ziet op dumpers in de zin van de genoemde onderverdeling die
    speciaal en primair zijn ontworpen voor gebruik buiten de verharde, openbare weg.
    Hiermee is het Hof afgeweken van het standpunt van de Nederlandse douaneadministratie
    en de Douanekamer, die oordeelden dat vrachtauto’s slechts als dumper kunnen worden
    ingedeeld indien zij zijn ontworpen om uitsluitend te worden gebruikt in het terrein.
    Dat dumpers kenmerken hebben waardoor zij, bijkomend, over de verharde, openbare weg
    kunnen rijden, staat niet in de weg aan de indeling ervan als dumpers in die zin van
    die postonderverdeling.

  • Het Hof van Justitie van de EG oordeelde in de zaak nr. C-40/06 op 9 januari 2007 dat
    de gecombineerde nomenclatuur aldus moest worden uitgelegd dat hoofdzakelijk
    melatonine bevattende capsules als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn,
    onder tariefpost 3004 vallen.

  • Verzoekster voerde onder meer rijstpapier in, dat gedurende meerdere jaren onder
    dezelfde GN-code werd aangegeven. Na de publicatie van een indelingsverordening
    moesten de goederen echter onder een andere GN-code worden aangegeven. Verzoekster
    gaf aan dat dit in haar geval niet is gebeurd. Volgens verzoekster was er in haar
    geval echter sprake van een bijzondere situatie, doordat de Nederlandse douane
    meerdere fouten had gemaakt bij haar controles. Verzoekster voerde eveneens aan dat
    haar geen frauduleuze handelingen of klaarblijkelijke nalatigheid kan worden
    verweten. Verzoekster meende tevens dat er sprake was van een schending van de
    beginselen van behoorlijk bestuur en het gelijkheidsbeginsel, aangezien de Commissie
    in eerdere beschikkingen anders heeft geoordeeld. In zaak T-382/04 betreffende een
    beroep tot nietigverklaring van deze beschikking van de Commissie, werd door het
    Gerecht van Eerste Aanleg (Derde kamer, arrest van 30 november 2006) de Commissie in
    het gelijk gesteld. Uiteindelijk falen alle middelen en verwerpt het Gerecht van
    Eerste Aanleg het beroep.

  • In cassatie heeft de Procureur Generaal in zijn conclusie het oordeel van het Hof ter
    zake van een indelingsgeschil bevestigd. In de onderhavige casus gaat om producten
    met dezelfde organoleptische eigenschappen als die van de in tariefpost 2206 en de
    GS-toelichting daarop bij wijze van voorbeeld genoemde producten en die van de
    alcoholische dranken genoemd in de indelingsverordeningen 2802/95 en 600/2006. De PG
    concludeert in deze zaak dat 's Hofs oordeel dat de onderhavige alcoholische dranken
    niet onder tariefpost 2206 maar onder tariefpost 2208 moeten worden ingedeeld getuigt
    van een juiste rechtsopvatting. De Hoge Raad moet uiteraard nog uitspraak doen,
    veelal wordt de conclusie van de PG gevolgd.