Jurisprudentie

  • De Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam oordeelde in zaak nr. 00/90190 op 6
    maart 2007 dat op grond van indelingsregel 3a de post met de meest specifieke
    omschrijving voorrang had boven posten met een meer algemene strekking. Volgens de
    Douanekamer bevatte post 8709 19 90 een meer specifieke omschrijving van het voertuig
    dan post 8704 21 91 van het GDT. Het voertuig moest derhalve onder post 8709 19 90
    worden ingedeeld. De Douanekamer vernietigde de bestreden bindende tariefinlichting
    waarbij de onderhavige voertuigen waren ingedeeld onder post 8704 21 91 van het GDT.

  • In een geschil of een bindende tariefinlichting (BTI) voor vierwielig motorvoertuig
    met laadbak terecht door de inspecteur was ingetrokken oordeelde de Douanekamer van
    het Gerechtshof Amsterdam in de zaak nr. 01/90088 op 6 maart 2007 dat een dergelijk
    voertuig onder post 8709 19 90 van het GDT moest worden ingedeeld. Door dit oordeel
    werd vastgesteld dat de BTI die was afgegeven, waarbij de goederen werden ingedeeld
    in GN-post 8709 19 90, ten onrechte was ingetrokken. Het Gerechtshof verklaarde
    daarmee dat de beschikking betreffende de intrekking van de BTI en de uitspraak op
    het bezwaar moesten worden vernietigd.

  • In zaak T-23/03 van 6 februari 2007, CAS SpA, gevestigd te Verona (Italië), hierna
    verzoekster, tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, heeft het Gerecht van
    Eerste Aanleg arrest gewezen betreffende een verzoek tot gedeeltelijke
    nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 18 oktober 2002 (REC 10/01),
    inzake een verzoek om kwijtschelding van invoerrechten. Verzoekster hield zich
    voornamelijk bezig met de verwerking van ingevoerde vruchtensapconcentraten.
    Verzoekster had geconcentreerd appelsap- en perensap dat was aangegeven met herkomst
    en oorsprong uit Turkije, in de Gemeenschap ingevoerd en in het vrije verkeer
    gebracht. De invoer van dit soort producten in de Gemeenschap vond plaats middels
    A.TR.1-certificaten, zodat voor deze producten de vrijstelling van douanerechten
    gold. Op het verzoek van de Italiaanse douane om de overgelegde certificaten A.TR.1
    op echtheid te controleren, bleken deze niet echt te zijn, omdat de certificaten niet
    door de Turkse douaneautoriteiten waren afgegeven. Het Gerecht van Eerste aanleg
    verklaarde dat het beroep moest worden verworpen en verwees verzoekster in de kosten.

  • Het Hof van Justitie oordeelde in de gevoegde zaken C 447/05 en C 448/05 ten aanzien
    van verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffende de geldigheid van de
    bepalingen in kolom 3 onder post 8528 van de gecombineerde nomenclatuur, vermeld in
    bijlage 11 bij de toepassingsverordening van het communautair douanewetboek, dat niet
    was gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid zouden kunnen aantasten
    van deze bepalingen. De verzoeken waren ingediend in het kader van gedingen over de
    oorsprong van ontvangtoestellen voor televisie, zoals die door de Franse douanedienst
    is bepaald in een bindende oorsprongsinlichting (hierna: 'BOI') over de
    niet-preferentiële oorsprong. Deze BOI was in 2003 op verzoek van de vennootschap
    Thomson Sales Europe, voordien Thomson Multimedia Sales Europe (hierna: 'Thomson'),
    en van de vennootschap Vestel France (hierna: 'Vestel') verstrekt.

  • In cassatie heeft de Procureur Generaal in zijn conclusie geadviseerd het beroep dat
    door de Staatsscecretaris was ingesteld tegen het oordeel van de Douanekamer gegrond
    te verklaren. In de onderhavige casus gaat om de indeling van een zogenaamd
    multifunctioneel apparaat dat kan afdrukken, scannen en fotokopiëren. In geschil was
    of een dergelijk apparaat moest worden ingedeeld in post 9009 1200 (kort gezegd
    fotokopieerapparaten) van het Gemeenschappelijk douanetarief (standpunt fiscus), dan
    wel in post 8471 60 40 of 8471 60 90 (kort gezegd afdrukeenheden) van het GD
    (standpunt belanghebbende). De Douanekamer had geoordeeld dat het litigieuze apparaat
    met toepassing van de algemene indelingsregels 1, 3b en 6 moest worden ingedeeld in
    post 8471 60 40 van het GDT als zijnde een afdrukeenheid voor een automatische
    gegevensverwerkende machine. De PG gaf de Hoge Raad in overweging het principale
    beroep gegrond te verklaren, de uitspraak van de Douanekamer te vernietigen en de
    zaak te verwijzen voor nader feitelijk onderzoek.