Jurisprudentie

  • Op het verzoek om een prejudiciële beslissing ter zake van de vraag of pompoenzaden
    zonder omhulsel van tuin- en groentepompoenen, die hun kiemkracht hadden verloren en
    voor de bakkersindustrie bestemd waren, onder postonderverdeling 1209 91 90 van de GN
    of onder postonderverdeling 1212 99 80 van de GN moesten worden ingedeeld, antwoordde
    het Hof in de zaak C-229/06 dat postonderverdeling 1212 99 80 van de GN aldus moest
    worden uitgelegd dat dergelijke pompoenzaden onder deze postonderverdeling vallen.

  • Op 27 april 2006 heeft het Hof van Justitie van de EG uitspraak gedaan in de zaak
    C-15/05 (Kawasaki Motors Europe NV tegen Inspecteur van de Belastingdienst/Douane
    district Rotterdam). Deze zaak betreft enerzijds de geldigheid van punt 5 van de
    tabel bij Verordening (EG) nr. 2518/98 van 23 november 1998 (PbEG L 315). Punt
    5 ziet op de indeling van bepaalde nieuwe vierwielige terreinvoertuigen, met
    vierwielaandrijving, onder GN-post 8703 2110 van de gecombineerde nomenclatuur.
    Anderzijds is aan de orde de uitlegging van de postonderverdelingen van het
    gemeenschappelijk douanetarief (GDT) die ingeval van ongeldigheid voor de punt 5
    bedoelde voertuigen zou moeten worden gekozen. Het arrest van het Hof van Justitie
    van 27 april 2006, C-15/05, gewezen in deze zaak, heeft tot gevolg dat er geen
    verschil van mening meer is over de indeling van de goederen. De voertuigen moeten
    worden ingedeeld onder post 8701 90 van het GDT. De bindende tariefinlichtingen,
    waarbij de voertuigen zijn ingedeeld onder post 8703 21 10 van het GDT, zijn onjuist
    en worden door de Douanekamer vernietigd. Het beroep is gegrond.

  • De Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam oordeelde in zaak nr. 00/90190 op 6
    maart 2007 dat op grond van indelingsregel 3a de post met de meest specifieke
    omschrijving voorrang had boven posten met een meer algemene strekking. Volgens de
    Douanekamer bevatte post 8709 19 90 een meer specifieke omschrijving van het voertuig
    dan post 8704 21 91 van het GDT. Het voertuig moest derhalve onder post 8709 19 90
    worden ingedeeld. De Douanekamer vernietigde de bestreden bindende tariefinlichting
    waarbij de onderhavige voertuigen waren ingedeeld onder post 8704 21 91 van het GDT.

  • In een geschil of een bindende tariefinlichting (BTI) voor vierwielig motorvoertuig
    met laadbak terecht door de inspecteur was ingetrokken oordeelde de Douanekamer van
    het Gerechtshof Amsterdam in de zaak nr. 01/90088 op 6 maart 2007 dat een dergelijk
    voertuig onder post 8709 19 90 van het GDT moest worden ingedeeld. Door dit oordeel
    werd vastgesteld dat de BTI die was afgegeven, waarbij de goederen werden ingedeeld
    in GN-post 8709 19 90, ten onrechte was ingetrokken. Het Gerechtshof verklaarde
    daarmee dat de beschikking betreffende de intrekking van de BTI en de uitspraak op
    het bezwaar moesten worden vernietigd.

  • In zaak T-23/03 van 6 februari 2007, CAS SpA, gevestigd te Verona (Italië), hierna
    verzoekster, tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, heeft het Gerecht van
    Eerste Aanleg arrest gewezen betreffende een verzoek tot gedeeltelijke
    nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 18 oktober 2002 (REC 10/01),
    inzake een verzoek om kwijtschelding van invoerrechten. Verzoekster hield zich
    voornamelijk bezig met de verwerking van ingevoerde vruchtensapconcentraten.
    Verzoekster had geconcentreerd appelsap- en perensap dat was aangegeven met herkomst
    en oorsprong uit Turkije, in de Gemeenschap ingevoerd en in het vrije verkeer
    gebracht. De invoer van dit soort producten in de Gemeenschap vond plaats middels
    A.TR.1-certificaten, zodat voor deze producten de vrijstelling van douanerechten
    gold. Op het verzoek van de Italiaanse douane om de overgelegde certificaten A.TR.1
    op echtheid te controleren, bleken deze niet echt te zijn, omdat de certificaten niet
    door de Turkse douaneautoriteiten waren afgegeven. Het Gerecht van Eerste aanleg
    verklaarde dat het beroep moest worden verworpen en verwees verzoekster in de kosten.