De verlichtingstoestellen bedoeld in post 94.05 hebben alle gemeen dat de
aanwezigheid van een lichtbron wezenlijk is. Derhalve dient een artikel te zijn
ontworpen om een lichtbron op een vaste plaats te houden om als een
verlichtingstoestel in de zin van deze post te kunnen worden aangemerkt. Voor de
niet-elektrische verlichtingstoestellen, bijvoorbeeld kandelabers, kandelaars,
kaarshouders en dergelijke, kan zo’n vaste plaats een uitsparing waarin een kaars kan
worden geplaatst, of een stalen pin waarop een kaars kan worden gestoken, zijn. De
onderhavige artikelen hebben niet een uitsparing of dergelijke voorziening om een
kaars op een vaste plaats te kunnen houden; zij kunnen daarom niet als een
verlichtingstoestel in de zin van post 94.05 worden aangemerkt. Het beroep van
belanghebbende op artikel 220, tweede lid, onderdeel b, van het CDW wordt verworpen.
Aldus de Douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam, 18 april 2006.