Op 20 november 2008 heeft het Hof van Justitie in de zaak C-375/08 arrest gewezen ter
zake van een verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der
Nederlanden. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft in de eerste plaats
de tariefpost die van toepassing is op de invoer van rijstpapier, alsmede de
eventuele ongeldigheid van indelingsverordening (EG) nr. 1196/97 van de Commissie van
27 juni 1997, en in de tweede plaats de prerogatieven van de nationale rechter bij
wie een beroep is ingesteld tegen een besluit inzake de navordering van
invoerrechten, wanneer de Commissie van de Europese Gemeenschappen reeds bepaalde
feitelijke en juridische beoordelingen heeft gegeven met betrekking tot de betrokken
invoerverrichtingen. Het Hof van Justitie oordeelt dat vellen, vervaardigd van
rijstmeel, zout en water die gedroogd zijn doch geen warmtebehandeling hebben
ondergaan, vallen onder GN-postonderverdeling 1905 90 20. Voorts oordeelt het Hof dat
- wanneer bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen door een lidstaat een
verzoek is ingediend om kwijtschelding van invoerrechten, en zij reeds een
beschikking heeft gegeven die feitelijke en juridische beoordelingen bevat in een
specifiek geval van invoerverrichtingen - deze beoordelingen ingevolge artikel 249 EG
bindend zijn voor alle instanties van de lidstaat tot wie deze beschikking is
gericht, daaronder begrepen zijn rechterlijke instanties die datzelfde geval moeten
toetsen aan artikel 220 van genoemde verordening (2008-1817-JUR en 2008-1818-JUR). In
navolging op dit arrest heeft de Hoge Raad het incidentele beroep in cassatie van
belanghebbende ongegrond verklaard, het principale beroep in cassatie van de
Staatssecretaris gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd en tenslotte
het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond verklaard.