Hoe ver strekt de bescherming van een bindende tariefinlichting (BTI)? Niet zover als
belanghebbende in deze zaak zou willen, vindt de staatssecretaris van Financiën. Er
zijn wat dat betreft in de zaak CPG 08/00309 drie 'pijnpunten': (i) de BTI in kwestie
is door de BTI-afgevende Britse douaneautoriteiten gedurende de looptijd gewijzigd,
(ii) de BTI in kwestie is niet afgegeven aan belanghebbende, maar aan een
vennootschap die behoort tot hetzelfde concern als belanghebbende en (iii) in het
zogeheten 'Handboek Douane' (voor zover in casu van belang besluit van de
staatssecretaris van 1 augustus 1994, nr. DGM94/2000; verder aangeduid als: Handboek
Douane) is een passage opgenomen - waarop belanghebbende zich beroept - die niet in
overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire recht. In aanmerking genomen doel
en strekking van een BTI, komt de A-G tot de slotsom dat in casu de datum als vermeld
in de gerectificeerde BTI heeft te gelden als datum van verstrekking van de BTI en
leest zij de BTI zó dat vanaf 19 oktober 2000 er een Britse BTI is waarin de
spelcomputer onder post 8471 49 90 van het GDT wordt ingedeeld. Vervolgens
behandelt de A-G de vraag wie een beroep kan doen op een BTI. De A-G concludeert dat
alleen de rechthebbende een beroep mag doen op een BTI, waarbij gebruik mag worden
gemaakt van een vertegenwoordiger. Belanghebbende is geen rechthebbende, en
evenmin heeft zij als vertegenwoordiger in de zin van het CDW opgetreden. Tot
slot wordt door de A-G het door belanghebbende gestelde vertrouwen op een passage in
het Handboek Douane behandeld, een beleidsbesluit van de Staatssecretaris. Gelet op
de omstandigheid dat belanghebbende identieke goederen heeft ingevoerd en zij een
geldige (zij het aan een ander afgegeven) BTI heeft overgelegd, zou belanghebbende
met succes een beroep kunnen doen op het in het (Nederlandse) fiscale recht door de
Hoge Raad ontwikkelde vertrouwensbeginsel als de kwestie louter nationaal van aard
zou zijn. De Staatssecretaris voert aan dat de passage uit het Handboek in strijd is
met het Europese recht en daarom geen gewettigd vertrouwen kan opleveren. De A-G
vindt de stellingname van de Staatssecretaris opmerkelijk. De gewraakte passage is
namelijk nog steeds niet geschrapt. De A-G meent dat de klacht terecht is aangevoerd
maar dat in het onderhavige geval - waar het nationaal beleid indruist tegen de
duidelijke regels van het CDW - belanghebbende niet met succes een beroep kan doen op
het (communautaire) vertrouwensbeginsel.