Jurisprudentie

  • In de gevoegde zaken AWB 07/5653 en 07/5654 heeft de Rechtbank Haarlem op 4 november
    2008 geoordeeld dat verweerder mocht afgaan op bevindingen als weergegeven in het
    OLAF rapport. In het OLAF-rapport werd vastgesteld dat verweerder de conclusie van
    het OLAF dat niet was voldaan aan de vereisten van artikel 24 van het CDW om de
    oorsprong van de ingevoerde producten aan Argentinië toe te kennen mocht overnemen,
    zodat de oorsprong van de ingevoerde producten Brazilië was en de antidumpingrechten
    derhalve terecht zijn nagevorderd. De door eiseres aangevoerde grieven tegen de
    bevindingen van het OLAF zijn niet zodanig ernstig, dat geen geloofwaardigheid meer
    aan de bevindingen kan worden toegekend.

  • Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 12 juli 2006 een vergunning voor het
    gebruik van de douaneregeling bijzondere bestemmingen toegestuurd, met nummer NL nr.
    00000001. Volgens de aanvrager had de inspecteur tevens moeten oordelen dat ook
    visproducten die volgens de IQF methode zijn ingevroren en verpakt onder het
    toepassingsbereik van de vergunning zouden vallen. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft
    verweerder bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2007 het bezwaar ongegrond
    verklaard. Rechtbank Haarlem heeft op 30 september 2008 in de zaak 07/6931 geoordeeld
    dat op het moment van de afgifte van de vergunning het beleidsbesluit van 10 mei
    2007, nr. CPP2007/812M nog niet in werking was getreden. De vergunning stelt derhalve
    geen eisen aan de aanspraak op schorsing van het recht bij invoer die strijdig zijn
    met Verordening (EG) nr. 104/2000.

  • De Inspecteur heeft aan belanghebbende een geschrift gezonden met het opschrift
    ‘EUROPESE GEMEENSCHAP - BINDENDE TARIEFINLICHTING’. De Inspecteur heeft het daartegen
    gemaakte bezwaar bij uitspraak van 15 april 2004 afgewezen. Belanghebbende is tegen
    laatstbedoelde uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de Douanekamer van
    het Gerechtshof te Amsterdam. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft zich bij uitspraak
    van 18 december 2007, nr. 04/2024DK (www.inenuitvoer.nl: 2008-0279-JUR), onbevoegd
    verklaard en het geding ter verdere behandeling naar het Gerechtshof te Arnhem
    verwezen. In de zaak 08/00128 heeft het Gerechtshof Arnhem een bezwaar tegen
    geschrift met opschrift ‘bindende tariefinlichting” niet-ontvankelijk verklaard.

  • De producten hebben niet de oorsprong Aruba verkregen. De certificaten zijn derhalve
    feitelijk onjuist. Er is sprake van een vergissing van de douaneautoriteiten; boeking
    achteraf had ingevolge artikel 220, tweede lid, letter b, van het CDW achterwege
    moeten blijven. De zaak wordt niet terugverwezen naar verweerder, nu artikel 871 van
    de TCDW is gericht aan de nationale douaneautoriteiten en niet aan de rechter.

  • De Rechtbank Haarlem heeft in de zaak 06/11387 op 10 december 2007 geoordeeld dat een
    dennenslinger van kunststof met geïntegreerde verlichting in de vorm van lampjes,
    dient te worden ingedeeld in post 9505 van het GDT als zijnde een kerstfeestartikel
    (www.inenuitvoer.nl: 2008-0045-JUR). In hoger beroep deelt de Douanekamer echter het
    standpunt van de inspecteur dat de goederen, gelet op de aanwezige lampjes, moeten
    worden aangemerkt als ‘elektrische guirlandes’. Zij vertonen, gelijk bij waarneming
    van het ter zitting overgelegde monster is gebleken, de aan slingers eigen objectieve
    eigenschap dat zij over meubels en dergelijke kunnen worden gedrapeerd of aan een
    muur kunnen worden opgehangen, en zijn daar ook voldoende soepel voor. Deze
    vaststelling brengt met zich dat letter t van Aantekening 1 op Hoofdstuk 95 moet
    worden toegepast, hetgeen betekent dat de goederen niet in Hoofdstuk 95 kunnen worden
    ingedeeld. De Aantekening verwijst voor dat geval naar post 9405. Uit letter l van
    Aantekening 1 op Hoofdstuk 94 volgt een soortgelijke conclusie, namelijk dat de
    onderhavige goederen binnen Hoofdstuk 94 moeten blijven. In post 9405 is
    onderverdeling 30 00 niet mogelijk, omdat het niet wel denkbaar is dat de goederen
    vanwege de groene namaakdennennaalden in een kerstboom met dezelfde uiterlijke
    verschijningsvormen worden gehangen. Dit zo zijnde blijft slechts voor indeling van
    de goederen de sluitpost van andere elektrische verlichtingstoestellen van kunststof
    over, te weten post 9405 40 39.