Op 6 november 2008 heeft het Hof van Justitie in de zaak C-248/07 arrest gewezen ter
zake van het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van
artikelen 1 bis, 291 en 297 van de Ttoepassingsverordening CDW. Dit verzoek is
ingediend in het kader van een geding tussen twee ondernemingen die in België zijn
gevestigd betreffende een ingediende vordering tot schadevergoeding en tot vergoeding
van de administratiekosten die zijn veroorzaakt door de fouten die zouden zijn
gemaakt. Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart ter zake onder meer voor recht
dat het begrip 'degene die de goederen (...) invoert of doet invoeren' doelt op
degene voor wie de goederen zijn bestemd, en die voornemens is deze de voorgeschreven
bijzondere bestemming te doen volgen, ongeacht of hij de douaneaangifte zelf doet dan
wel zich hiervoor laat vertegenwoordigen. Dat begrip doelt niet op de
vertegenwoordiger van deze persoon bij de douaneautoriteiten, behalve in de gevallen
waarin deze vertegenwoordiger wordt geacht in eigen naam en voor eigen rekening te
handelen krachtens het CDW.