Jurisprudentie

  • In eerdere aanleg voor het Hof was in geschil of de inspecteur terecht een BTI heeft
    afgegeven met indeling van de warmtedeken onder post 3926 90 99 van het GDT.
    Belanghebbende stelde zich - voorzover in cassatie nog van belang - primair op het
    standpunt dat het goed onder post 3005 90 99 van het GDT moet worden ingedeeld en,
    subsidiair, dat de warmtedeken een product van post 9018 90 85 van het GDT is. De
    Douanekamer stelde in hoger beroep in de zaak 05/18 DK op 4 september 2007 dat
    artikelen om patiënten tijdens een operatie op temperatuur te houden door middel van
    warme lucht die in de dekens en/of tube geblazen werd door een warmelucht-generator,
    moesten worden ingedeeld onder post 3926 90 99
    (www.inenuitvoer.nl: 2007-1412-JUR). De onderhavige deken bestond uit kunststof,
    verbonden met andere stoffen waarbij de Douanekamer tot het oordeel kwam dat het
    product zijn wezenlijk karakter ontleende aan de kunststof. De Douanekamer oordeelde
    dat de inspecteur het product terecht onder post 3926 90 99 van het GDT had
    ingedeeld, zodat het beroep ongegrond diende te worden verklaard.  De
    Procureur-Generaal (P-G) dat geeft de Hoge Raad in overweging het beroep in cassatie
    gegrond te verklaren. Weliswaar dient de warmtedeken niet voor het afdekken of
    beschermen van de wond, zoals de afdekdoeken uit het arrest Nederlandsch
    Bevrachtingskantoor, maar er wordt niets afgedaan aan het feit dat het gebruik van de
    warmtedeken de genezing van de patiënt bevordert. Deze bevordering van de genezing
    geschiedt immers niet door de wond te beschermen of af te dekken, maar door de
    patiënt tijdens of na de operatie of tijdens vervoer op temperatuur te houden. De
    functie van de warmtedeken is daarmee een andere dan die van watten, gaas en verband.
    Uit het vorenstaande concludeert de P-G dat de warmtedeken niet onder post 3005 van
    het GDT kan worden ingedeeld.

  • In de zaak nr. 04/885 DK van 19 juni 2007 heeft de Douanekamer geoordeeld dat bij de
    invoer van boter uit Estland vast was komen te staan dat de overgelegde
    oorsprongscertificaten onjuist waren en dat de exporteur nalatig was geweest ( zie
    www.inenuitvoer.nl: 2007-1044-JUR) Daardoor konden de Estse douaneautoriteiten de
    juistheid van de feiten niet verifiëren. Belanghebbende had getracht de oorsprong aan
    te tonen aan de hand van een reeks documenten, die niet de oorsprong betroffen en
    waarop bovendien belangrijke gegevens ontbraken. Uit dit alles volgde dat
    belanghebbende niet had bewezen dat de boter geheel en al was verkregen in Estland,
    en dus ook niet had bewezen dat de door de Estse autoriteiten afgegeven onjuiste
    certificaten niettemin op een juiste weergave van de feiten berustten. Het beroep
    werd ongegrond verklaard. In de conclusie (Nr. 07/10070) van 22 juli 2008 is de P-G
    van oordeel dat het Hof de zwaarte van het gevergde bewijs juist heeft bepaald en dat
    daarom het oordeel van het Hof, mede in het licht van die maatstaf, niet
    onbegrijpelijk is. De conclusie strekt tot ongegrondverklaring van het beroep in
    cassatie.

  • In geschil is of MP3-spelers met radio-ontvangsttoestel ingedeeld moeten worden in
    Taric-code 8520.9090.90 (voorheen 8473.3090.00 dan wel 8471.3000.00) zoals eiseres
    bepleit, of in Taric-code 8527.1399.00, hetgeen verweerder bepleit. De Rechtbank
    meent dat de producten - gelet op hun objectieve kenmerken en eigenschappen – voldoen
    aan de bewoordingen van GN-code 8527 1399 en dat deze op grond van indelingsregel 1
    hieronder moeten worden ingedeeld.

  • De Rechtbank had in een eerder zaak op 25 januari 2006 geoordeeld dat de in de
    bindende tariefinlichtingen omschreven voertuigen, met drie of vier wielen die door
    een op batterijen werkende magneetmotor worden aangedreven, terecht waren 
    ingedeeld onder post 8703 1018 van het gemeenschappelijk douanetarief
    (www.inenuitvoer.nl: 2006-0577-JUR). De door belanghebbende voorgestane indeling
    onder post 8713 9000 (invalidenwagens) werd afgewezen; er was namelijk geen sprake
    van een rolstoel of daarop gelijkend voertuig. In hoger beroep heeft de Douanekamer
    van het Gerechtshof Amsterdam (zaaknummer 06/79) op 8 april 2008 geoordeeld in een
    geschil of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de producten waarvoor de BTI’s
    zijn afgegeven, dienen te worden ingedeeld onder post 8703 10 18 van de GN, zoals ook
    de inspecteur in de BTI’s heeft beslist, dan wel of post 8713 90 00 (invalidewagens)
    van toepassing is, die belanghebbende voorstaat. Het komt de Douanekamer
    onwaarschijnlijk voor dat de onderhavige voertuigen, zoals deze in de BTI-aanvraag en
    in de BTI-tekst zelf zijn omschreven, en zoals deze ter zitting met behulp van
    videobeelden zijn geadstrueerd, door mensen in het algemeen worden gebruikt, zonder
    dat er sprake is van een probleem inzake hun lichamelijke mobiliteit. Hieruit leidt
    de Douanekamer af dat de goederen de objectieve eigenschap hebben om speciaal te
    worden gebruikt door invaliden. Uit het overwogene volgt dat het gelijk aan
    belanghebbende is. De uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de BTI’s
    moeten worden vernietigd. In de zaak 07/4218 heeft de Rechtbank Haarlem op 27 juni
    2008 het gerechtshof Amsterdam gevolgd bij de indeling van scootmobielen.

  • Naar aanleiding van controle na de invoer heeft verweerder geconcludeerd dat de
    hoofdfunctie van de mp3-spelers met een radio-ontvangsttoestel het
    radio-ontvangsttoestel is, en dat deze mp3-spelers (de producten) dienen te worden
    ingedeeld in GS-post 85.27. In geschil is of eiseres ontvankelijk is in haar beroep.
    De rechtbank is van oordeel dat eiseres haar bezwaarschrift tegen de UTB
    onverschoonbaar buiten de in artikel 6:7 van de Awb bepaalde termijn heeft ingediend,
    zodat verweerder haar ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard in bezwaar. De
    rechtbank verklaart het beroep om die reden gegrond en doen wat verweerder had
    behoren te doen, namelijk eiseres alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar bezwaar.