Jurisprudentie

  • In de periode 14 november 2011 tot en met 2 juni 2014 heeft belanghebbende in opdracht van [A B.V.] in eigen naam en voor eigen rekening aangiften gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van producten voor tandheelkundig gebruik. Deze goederen zijn aangegeven onder postonderverdeling 3006 40 00. Naar aanleiding van een controle na invoer heeft de Inspecteur de goederencode gecorrigeerd en utb’s uitgereikt. In geschil was of dit terecht was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de onderhavige goederen niet onder de tariefposten 3003 en 3004 kunnen worden ingedeeld. De beroepen zijn door de rechtbank ongegrond verklaard. Het hof Amsterdam was van oordeel dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing genomen en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. In cassatie heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaart.

  • De Rechtbank Noord-Holland heeft op 21 februari 2023 in zaaknummer HAA 21/5129 in een geschil of het verzoek om terugbetaling en het beroep op het vertrouwensbeginsel terecht ia afgewezen het beroep ongegrond verklaard.

  • De Rechtbank Noord-Holland heeft op 21 februari 2023 in zaaknummer HAA 20/3641 in een geschil of terecht invoerrechten zijn nagevorderd over bijkomende veredelingsproducten het beroep ongegrond verklaard.

  • Naar aanleiding van een douanecontrole die onder meer tot doel had om na te gaan of de goederen moesten worden ingedeeld onder TARIC-code 8544 70 00 00 - Optischevezelkabels (douanerecht 0 %), zoals aangegeven door de vennootschap, of onder TARIC-code 9001109090">9001 10 90 90 - Optische vezels (douanerecht 2,9 %), zijn prejudiciële vragen gesteld door een Roemeense rechter.

  • Op 25 mei 2023 heeft het Hof van Justitie arrest gewezen in de zaak C‑368/22 betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing ter zake van de uitlegging van tariefpostonderverdeling 7307 22 10 van de gecombineerde nomenclatuur. Daarbij heeft het Hof geoordeeld dat deze onderverdeling aldus moet worden uitgelegd dat hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van roestvrij staal, andere dan gegoten, met een uitwendige schroefdraad, die geen korte buisstukken met een inwendige schroefdraad vormen en waarmee twee buizen kunnen worden gekoppeld door deze in een dergelijk hulpstuk te schroeven of deze eenvoudigweg in dat hulpstuk te duwen, niet als „moffen” in de zin van deze onderverdeling kunnen worden aangemerkt.