De omstandigheid dat het begrip 'industriële blokken' door (medewerkers van) de
inspecteur Rotterdam - in aan derden afgegeven bindende tariefinlichtingen - en de
Belgische douaneadministratie anders werd uitgelegd, had de inspecteur Rotterdam
ertoe kunnen brengen de van zijn standpunt afwijkende interpretatie over te nemen, en
van het uitreiken van de UTB’s af te zien. Tegenover de betwisting door de inspecteur
heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt zijn stelling dat het besluit van de
Staatssecretaris van Financiën, waarin (onder meer) is vermeld dat goedgekeurd wordt
dat de tariefschorsing voor de Alaskakoolvis niet alleen wordt toegepast op visfilets
die zijn bevroren in de vorm van industriële blokken, maar ook op visfilets die
individueel zijn ingevroren, geen nieuw beleid bevat, doch slechts een vastlegging
van reeds geldend beleid. De bewoordingen van het Besluit, in het bijzonder het
gebruik van de term 'goedgekeurd' bieden ook geen steun voor de stelling van
belanghebbende. Ook overigens heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat
sprake was van beleid, waarvan door de inspecteur Rotterdam zou zijn afgeweken. De
Douanekamer is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden geen sprake is van een zo
uitzonderlijk, in de parlementaire geschiedenis wel als 'schrijnend' omschreven
geval, dat de voor de toekenning van bovenforfaitaire bedragen aan kostenvergoeding
vereiste bijzondere omstandigheden aanwezig kunnen worden geacht.